Terwijl mijn man op zijn racefiets ongetraind op weg is
van Utrecht naar Voorburg en mijn dochter in een niet op Google Earth te
traceren dorpje in Ghana zit omdat ze voor haar Master zo graag cacoboeren wil
interviewen over hun visie op eerlijke handel, oefen ik de kunst van het loslaten.
Op het balkon lees ik – met op het uitklaptafeltje een
koele droge wijn uit Niederӧsterreich - het Volkskrant Magazine van deze week,
waardoor ik zowel moet gaan nadenken over de mogelijkheid mijzelf na mijn dood
te laten invriezen – ik word dan een cryonist – als ook over face mapping: voor
de kenner is elke onvertogenheid in mijn spijsvertering (verkeerd eten) of
bijvoorbeeld lever (te veel drank) keihard op mijn gezicht terug te vinden. Je
bent een open boek zelfs als je niet van lezen houdt.
De zon gaat steeds meer schuil achter dreigende wolken en
ik vraag me af waarom ik me voor deze loslaatsessie op het balkon eerst heb
omgekleed in een zomers rokje met hemdje. Mijn eerdere outfit van vandaag
(lange broek en shirt) had ik beter aan kunnen houden. Het is dat de wijn mij
nog schijnbaar warm houdt – ik weet dat alcohol op den duur tot onderkoeling
leidt maar zover ben ik nog niet -
anders zat ik hier nu te bloot tussen mijn bloembakken en tomatenplanten.
Ik pak de Ipad erbij met de buienradar. Ja hoor, precies
op het stuk tussen Utrecht en Voorburg ontwikkelen zich megabuien met onweer.
Ik zie mijn lieve echtgenoot daar al dapper doorheen fietsen in zijn
fietskledij, zich verheugend op een liefdevolle ontvangst door zijn echtgenote
die hem zal opwachten bij aankomst. Dan zie ik plots een ander scenario waarbij
de bliksem in een argeloze wielrenner slaat, die nou net op dat fietspad tussen
de weilanden iets hoger komt dan de koeien. Ik kijk al even uit het raam of de
politieauto al voor de deur staat. In gedachten zie ik de agenten al uitstappen
met sombere maatwerkgezichten voor het slechtnieuwsgesprek: bent u de vrouw van
….., het spijt ons maar wij hebben hem levenloos aangetroffen naast het
fietspad. De kans dat dit zou gebeuren was erg klein, maar helaas. Hij is
getroffen door de bliksem. We willen u vragen met ons mee te gaan om hem te
identificeren.
Gelukkig heb ik de kat al eten gegeven en zijn bak verschoond, dus zo nodig kan ik meteen weg.
Gelukkig heb ik de kat al eten gegeven en zijn bak verschoond, dus zo nodig kan ik meteen weg.
Het is alweer een aantal dagen geleden dat ik van mijn
dochter heb gehoord. Ze sms’te dat ze naar een dorp Ntobroso ging met Myriam,
een Frans meisje dat ook onderzoek ging doen bij de cacaoboeren, maar dan weer
voor een ander onderwerp. Blijkbaar zijn de cacaoboeren trending. Wie weet
hebben ze nog wat extra inkomsten door de oprechte en vriendelijke studenten
die in hun lot en meningen geïnteresseerd zijn. Het dorpje Ntobroso had
misschien niet eens elektriciteit, sms’te ze, misschien kon ze een keer per
week voor internet naar Kumasi, de een na grootste stad van Ghana en slechts
vijf uur rijden via onbegaanbare wegen in een onmogelijk busje (tro-tro) waar
twintig mensen in passen terwijl er stoelen zijn voor zes.
Niks meer gehoord sindsdien. Op Google Earth heb ik Ntobroso
geprobeerd te ontdekken in Ghana, maar het is onvindbaar. Bestaat het wel? Waar
is mijn kind gebleven!? Waarom krijg ik geen sms’je dat ze goed is aangekomen?
Laat los, laat los.
Mijn man belt op, blijkbaar leeft hij nog. Hij meldt
enigszins vermoeid dat hij wel steeds wind tegen heeft en dat het best zwaar
is. Hij is bijna drie uur onderweg en is al flink natgeregend. Wel heeft hij nog
van die zakjes gel van koolhydraten bij zich van de fietsenwinkel. Dat gaat hem
er wel doorheen slepen, denkt hij.
Ik opper de mogelijkheid hem te komen ophalen. ‘Je hoeft
niks te bewijzen!’ zeg ik nog, al weet ik dat dat tegen een man in deze
situatie misschien niet de goede opmerking is.
‘Ik kan zo komen met de auto, dan bel je me gewoon, geen
enkel punt!’ zegt ik zo nonchalant mogelijk.
Had ik nou die droge witte wijn maar niet opgedronken, ik
weet niet precies wat mijn promillage is en of ik nog wel mag rijden. Maar nood
breekt wet, als ik mijn man moet redden, doe ik dat.
Hij belooft me nog te bellen als hij een stuk verder is
gefietst. Ik vind hem niet goed klinken, hij heeft eigenlijk genoeg gefietst.
Hoe lang gaat dit nog goed? Hoe is het eigenlijk met zijn kransslagaderen? Hij
wil dat niet laten checken, maar als je 57 bent kun je soms pech hebben en
ineens verstopte aderen hebben, en dan lees je in de krant dat zo’n wielrenner in
zijn sportieve fietskleding dood is gevonden.
Laat los, laat los.
Buiten klettert inmiddels de regen tegen de ramen. Waar
is die man, hij moet nat zijn en koud, ligt hij ergens langs de weg? Of is hij
inmiddels onderkoeld? En dat terwijl mijn dochter in Afrika juist vast
uitgedroogd en oververhit voortstrompelt over een rood zandpad in de
binnenlanden van Ghana, nadat ze net door een gevaarlijke slang is gebeten terwijl
niemand het heeft gemerkt en niemand haar helpt.
Laat los, laat los.
Het wordt al donker, mijn man zou nog bellen, waarom hoor
ik niks? En van mijn dochter hoor ik ook niks. Nog steeds geen bericht of ze
nou in dat rotdorp is aangekomen. Ze weet toch dat ik een moeder ben, dat ik
even moet weten dat het goed met haar is? Gelukkig is het allemaal zo
onwerkelijk dat ik niet eens echt geloof dat ze in de binnenlanden van
West-Afrika zit met kans op malaria en gele koorts. Ondanks vaccinaties, want
een garantie heb je nooit.
Laat los, laat los.
‘Hee, daar ben ik. Poeh, ben blij dat ik er ben, wat was
even afzien!.’ Een natte kop, vermoeid maar ook trots, modderige benen, stoere
grijns en beetje bleekjes en beverig.
Ik omhels hem en hij ploft op de bank, blij dat hij er
is. Hij heeft holle ogen maar kijkt tevreden. ‘Lekker gefietst!’ zegt hij. ‘Volgens
mij ben ik afgevallen!’
Even later staat hij zingend onder de douche.