woensdag 16 juli 2014

Geduld

Je wil zit in je moeders bil, schijnen sommige ouders tegen hun kinderen te zeggen. Mijn ouders zeiden dat gelukkig niet en wat mij betreft zou die wil ook in je vaders bil kunnen zitten, maar er zit toch iets waars in deze stelling.
Sinds het ongeluk van vier maanden geleden, waarbij ik van achteren werd aangereden, heb ik gemerkt dat mijn sterke wil om snel op te knappen eerder een remmende dan een genezende factor is.

Mijn uitgangspunt was: Even bijkomen van de klap, uitrusten en dan weer oppakken, opbouwen, doorpakken. En ondertussen alvast in beweging blijven en aansluiting houden met werk en andere activiteiten. Zoals een hond zich uitschudt en weer verder rent na druipend uit de onverwacht natte vijver te zijn gekomen, zo wilde ik snel weer verder met mijn leven. Ik wilde het ongeluk, dat me acuut overal uit had gerukt, gauw achter me laten en verder gaan: actief, opgewekt en met de blik naar voren gericht.

Zo werkt het dus blijkbaar niet. Langzaam is tot me doorgedrongen dat mijn lichaam zijn eigen herstelproces heeft en dat ik me daaraan moet aanpassen. Dat mijn wil om snel verder te gaan ertoe leidt dat ik mezelf forceer en dat herstel daardoor misschien juist langer duurt.
Het heeft blijkbaar tijd nodig voordat ik weer moeiteloos op diverse leuke borden kan schaken en de pijn in mijn hoofd, nek en schouders over is. En vermoeidheid, concentratieproblemen en vergeetachtigheid schijnen heel normaal te zijn bij whiplash.
Dus oefen ik nu om mezelf niet stom te vinden als ik vergeten ben een klusje af te maken, een afspraak met een vriendin netjes af te zeggen, te bellen op een afgesproken tijd, de wasmachine leeg te halen, een boodschap op het lijstje te schrijven, de boodschappen uit de auto mee naar binnen te nemen, de zak met glas in de glasbak te legen en er niet weer mee naar huis te rijden omdat ik vergeten ben waar ik naar toe ging. Ik oefen om me niet te schamen als ik me niet herinner wat mijn man me heeft verteld, als ik vergeten ben mijn dochter geld over te maken (waar ze me aarzelend aan herinnert omdat het niet bij mij past om zoiets te vergeten) of als ik voor de tweede keer op de verkeerde tijd bij de fysiotherapeut op de stoep sta. Ik oefen om me niet aan mezelf te ergeren als ik weer warrig drie dingen door elkaar aan het doen ben en mezelf in een chaos terugvind. En ik sta mezelf toe om af en toe even in de put te zitten omdat het allemaal zo lang duurt en ik mezelf soms niet herken.  

Ik oefen geduld en acceptatie. Het heeft geen zin om terug te verlangen naar de situatie van voor het ongeluk. Het is zoals het nu is en het gaat zoals het nu gaat. Ik richt me op aanvaarden, loslaten, ontspannen en meebewegen. Duwen en forceren werkt immers niet. Het gras groeit niet harder door aan de sprietjes te trekken.

Waarom juist ik aangereden ben, vraag ik mij niet af. Want waarom zou het mij niet gebeuren en een ander wel? Bovendien las ik dat in de stad Den Haag de meeste mensen worden aangereden van heel Nederland. Daar heb ik dan wel mooi mijn steentje aan bijgedragen.

Sommige mensen zeggen dat dit mij niet voor niets is overkomen, ze geloven dat niets in je leven zomaar gebeurt. Maar volgens mij gebeurt er wel degelijk van alles 'zomaar'. Ik geloof in de pechfactor.
Zoals je de pech kunt hebben dat iemand tegen je aanbotst, zo kan je huis (of jijzelf ook en je man en kinderen erbij) wegwaaien door een tornado of wegspoelen door een overstroming. Of je kunt een nare ziekte oplopen waar niks tegen te doen blijkt te zijn, zelfs niet als je heel positief denkt en heel moedig bent. Nog maar honderd jaar geleden gingen mensen in ons land massaal dood aan infecties omdat er nog geen middel tegen was. Dat was een gegeven en werd niet persoonlijk opgevat.
Natuurlijk kun je veel leren van de dingen die op je pad komen, als je daarvoor tenminste openstaat. Sowieso moet je overal maar het beste van maken. Dat is volgens mij levenskunst en blijft een kwestie van oefenen.

De mevrouw die het ongeluk heeft veroorzaakt is bij me op bezoek geweest met een roze gemengd boeket. Ze trilde van de zenuwen en kwam nauwelijks uit haar woorden. Ze voelde zich vreselijk schuldig, ik had met haar te doen. Wekenlang had ze niet langs de plek van het ongeluk durven rijden, vertelde ze. Ze vond het heel erg dat ze bij mij letsel had veroorzaakt en begreep nog steeds niet hoe het had kunnen gebeuren en waarom ze niet had opgelet.
Ik gaf haar koffie en een stroopwafel. Ik zei dat ik haar vergaf voor wat er gebeurd was, al was ik er natuurlijk niet blij mee. Iedereen kan immers een fout maken.

Toen ze wegging omhelsden we elkaar kort. Onze levens hebben elkaar geraakt met 40 kilometer per uur en nu gaan we ieder weer ons weegs. Vanuit het raam zag ik haar zonder omkijken weglopen en ik zette de roze bloemen in een vaas.
Misschien is haar schuldgevoel wel moeilijker om mee te leven dan mijn whiplash.
Shit happens.

donderdag 27 maart 2014

Klap

Er zijn dingen waar je nooit over nadenkt tot ze zich voordoen. Eigenlijk geldt dat voor de meeste dingen. Een mens leeft tenslotte per dag en daar gebeurt al genoeg wat je gedachten bezighoudt. Op tijd opstaan, bedenken wat je aantrekt, naar je werk gaan, zorgen dat je daar fris en fruitig binnenkomt of althans die indruk wekt, nuttige dingen doen en goede gesprekken voeren, leuk met je collega's omgaan, gezond lunchen – liefst met lunchwandelen want dan leef je langer – en dan aan het eind van de dag nog denken aan de behoeften van hetzij kind, hond, kat of man (willekeurige volgorde), waarna je prijs- en gezondheidsbewust boodschappen inslaat. Sommigen moeten tussendoor ook nog kinderen ophalen in een verantwoorde bakfiets, maar ik ben gelukkig een pre-bakfietsmoeder en mijn dochter zorgt al jaren zelf dat ze thuiskomt in haar eigen huis. Dat scheelt.

Op zo'n gewone maar toch unieke dag was ik in de stad onderweg naar een overleg met collega's. De lente hing in de lucht, de zon scheen, vandaag kon het dak open van mijn nieuwe, rode Volkswagen Up! waardoor ik meteen een vakantiegevoel had. Ik had net een leuk gesprek gehad, ik had een lekkere banaan als autotussendoortje en blaakte van energie en goede zin.
Het rode stoplicht deerde me niet. Ik was mooi op tijd voor het overleg en ach, hoe lang staat zo'n stoplicht nou helemaal op rood. Ik luisterde naar Radio 1 en was tevreden.

Baf!!! De klap waarmee de auto achterop me reed, was hard en overviel me volkomen. Ik hoor het geluid van metaal op metaal nog steeds. In een reflex trapte ik op de rem zodat ik niet ook nog op mijn wachtende voorganger botste. Daar ben ik nog steeds trots op: ik heb voorkomen dat het een kettingbotsing werd. Mijn voorganger heeft dit kunststukje helaas niet gemerkt en is gewoon doorgereden toen het stoplicht groen werd.

Ik sloeg hard met mijn achterhoofd tegen de hoofdsteun en mijn banaan vloog door de auto. Heel even maar was ik de draad kwijt, daarna riep ik 'shit!', deed koelbloedig de radio uit – ik had nu mijn eigen actualiteit – en pakte mijn banaan van de grond. In mijn spiegel zag ik in de auto achter mij een vrouw zitten. Ik stapte uit om te kijken hoe het met haar was en met mijn auto.
'Wat doet u nou?' vroeg ik. 'Had u het stoplicht niet gezien?'
Ze keek me verdwaasd aan.
'Ik weet het niet, ik schakelde verkeerd geloof ik,' zei ze vaag. 'Sorry!'
'Bent u verder in orde?' vroeg ik en ze knikte.
'U moet uw knipperlichten aanzetten, anders rijdt er ook nog iemand bij u achterop,' zei ik nog.
Daarna had ik geen zin meer om met haar bezig te zijn of met mijn auto, ik voelde vooral mijn zere nek en achterhoofd. Ik moest maar weer eens even gaan zitten, vond ik. En 112 bellen, want dit kon ik niet zelf even oplossen. Ik belde, ging weer in mijn auto zitten en wachtte af.
De auto's om ons heen reden door en bekommerden zich niet om ons. Blijkbaar dachten ze dat het allemaal wel goed zou komen. Of het interesseerde hen niet, maar die gedachte wil ik liever niet uitwerken.
Heel snel al hoorde ik sirenes en daar waren twee politieagenten op motoren en een ambulance. Iedereen was even adequaat en vriendelijk. Heerlijk hoe ze op zo'n moment alles van je overnemen. De ambulancebroeder checkte mijn nek, bloeddruk etc., de politie vulde alvast de verzekeringsformulieren in. Een agent kondigde aan dat hij later nog thuis langs zou komen voor het proces verbaal.

Ik hoefde niet mee naar het ziekenhuis, maar de broeder voorspelde me dat ik nog veel pijn in mijn nek zou krijgen. Door de aanrijding van achteren had mijn nek een zwiepende beweging gemaakt: ik had whiplash.
'Vier pijnstillers per dag slikken, echt doen hoor!' zei hij.
Nou, dat zou ik nog wel zien. Ik zat nog vol met adrenaline en volgens mij zou het allemaal wel meevallen. Ik zou eerst even doorrijden naar mijn overleg en 's avonds had ik ook nog een vergadering, dat moest toch wel kunnen. Gewoon even doorpakken, dacht ik.

Inmiddels ben ik een paar weken verder. Ik kan nog niet werken en zit thuis met hoofdpijn, nekpijn, zere armen en schouders, voel me gemangeld, moe, zielig, soms kwetsbaar. Alle leuke dingen heb moeten afzeggen, ineens ben ik afgesneden van de dingen waar ik mee bezig was. Daar sta ik aan de zijlijn, misbaar zoals iedereen.
Samen met mijn stokoude kat kijk ik wezenloos uit het raam naar het speeltuintje met kinderen tegenover mijn huis. Er rijden alsmaar mensen door de straat in diverse vervoermiddelen. Ze hebben het blijkbaar erg druk en moeten ergens heen of komen ergens vandaan.
Ik wissel hangen op de bank af met wat mailen of surfen op de computer of Ipad – niet te lang want dan krijg ik meer hoofdpijn. Volgens instructie beweeg ik regelmatig gedoseerd met mijn nek: 'kijk links en rechts over uw schouder en vervolgens links en rechts onder uw oksel'. Ja, zo ontdek je nog eens leuke oefeningen.
Verder maak ik elke dag een bejaardenwandeling door de wijk met een stop bij de papier-, glas- of plastic bak. Soms loop ik ook even binnen bij de Turkse buurtwinkel, de bakker of de poelier, winkels waar ik normaliter bijna nooit kom maar die nu ineens heel interessant zijn. En als ik thuis kom ga ik uitrusten.

Van alle kanten word ik gewaarschuwd om de eerste tijd echt voorzichtig te zijn. Als ik in het begin te veel doe, wordt het misschien chronisch! Ik hoor nare verhalen over mensen die na twee, drie of zelfs acht jaar nog whiplashklachten houden, die depressief of angstig raken en nooit meer kunnen werken, en die dan ook nog als aanstellers worden gezien.
Ik probeer laconiek te blijven, want het herstel na een whiplash verloopt meestal voorspoedig: binnen zes weken na het ongeluk is meer dan de helft van de mensen weer aan het werk en na een jaar heeft vrijwel niemand meer problemen.

Toch ben ik het er nog steeds niet mee eens dat ik thuis zit, gewoon omdat iemand anders even niet zat op te letten. Maar menselijke fouten zitten nu eenmaal in een klein hoekje, dus dat gevoel moet ik nog leren loslaten.

Misschien lukt dat morgen op mijn balkon in de lentezon met een prosecco, terwijl ik af en toe – gedoseerd – links en rechts over mijn schouder kijk en daarna onder mijn oksels.

donderdag 27 februari 2014

Energievreters

Een nieuwe baan behoort niet voor niets tot de 'life changing events'. Ga maar na: een nieuwe werkomgeving, nieuwe collega's, een nieuwe bedrijfscultuur, nieuwe procedures.
Alles wat vertrouwd was, is geschiedenis geworden. In je eigen gedachten blijft die geschiedenis belangrijk, maar veel anderen vinden niet zo relevant hoe je het vroeger deed of wat toen erg handig was. Het gaat vooral om het nu en de toekomst, het gaat om oppakken, aanlopen, aanvliegen, insteken, dichttimmeren en uiteraard ook nog borgen. En dat alles graag met een positieve insteek en met een mooie stip op de horizon.

Het leuke is wel dat op mijn nieuwe werkplek veel oude collega's nog terug te vinden zijn, omdat we met een hele groep zijn opgegaan in de nieuwe, grotere organisatie. Dat schept een band die leidt tot groepsvorming bij de koffieautomaat, blije herkenning van collega's die je vroeger niet zo opvielen, delen van gevoelens van enerzijds onzekerheid over hoe het hier werkt en anderzijds optimisme en vertrouwen dat het 'even tijd nodig heeft'.

Toch zijn er momenten dat ik overvallen wordt door een ontheemd gevoel. Waar ben ik terecht gekomen, hoe werkt het hier? Ik voel me als een kind dat tijdens het schooljaar op een nieuwe school moet beginnen en de weg nog niet weet. Onopvallend probeer ik af te kijken hoe anderen zich bewegen in het woud van digitale en papieren procedures die hier gelden. De korte lijnen waarlangs ik vroeger werkte lijken een sprookje uit lang vervlogen tijden.
Maar hoe liggen hier dan de machtsverhoudingen, met wie kun je zaken regelen, wie kan me vertellen hoe hier de hazen lopen? En, nog belangrijker: waar lopen hier de olifantenpaadjes die het mogelijk maken om – buiten de formele, trage procedures om – toch snel iets te kunnen regelen?

Soms wordt ik bevangen door moedeloosheid over paarse krokodillen. Ze bestaan echt. Je hebt bijvoorbeeld mensen die iets voor je willen regelen maar dat gewoon niet kunnen. Ze leggen uiterst vriendelijk en geduldig uit dat ze het wel aan 'de tweede lijn' kunnen doorspelen. En wat die tweede lijn dan precies is, kunnen ze niet goed uitleggen. In ieder geval zijn zij dat zelf niet. Of ze beloven dat ze om 15.00 uur zullen bellen en dan bellen ze gewoon niet. Uiteindelijk ga je dan maar zelf bellen en dan blijken ze die middag vrij te zijn. Of je krijgt de automatische melding dat je verzoek wordt verwerkt in een registratiesysteem en binnen drie dagen wordt afgehandeld. Vraag je na drie weken vertwijfeld aan een collega hoe het mogelijk is dat het nog steeds niet is geregeld, dan krijg je te horen dat die drie dagen alleen maar de streeftermijn is.

Op sommige plekken tref ik hele groepen paarse krokodillen aan. Ik bezin mij nog op de beste strategie. Mij in de groep krokodillen storten zal me lelijk opbreken. Krokodillen – ook paarse – zijn gevaarlijke dieren die je kunnen vermorzelen in hun procedures. Of misschien word ik zelf ook een paarse krokodil als ik te dichtbij kom? Die andere krokodillen waren vast ook niet van plan zo terecht te komen toen ze als kind gevraagd werd wat ze later wilden worden.

Nee echt, ik heb er nog wel zin in, en mijn collega's zijn allemaal aardig en collegiaal, maar ik word af en toe zo moe. De hoeveelheid werk is groot, groter, grootst en ik heb al diverse slangenkuilen en wespennesten ontdekt waar ik vooral niet in terecht wil komen.
Elke keer als ik ergens te horen krijg dat iets niet kan gewoon omdat het niet kan omdat het niet past in het beleid van afdeling a en dat sowieso hiervoor eerst afdeling y akkoord zou moeten gaan met aanpassing van procedure z – los van of datgene wat ik wil op zich een zinvolle actie zou kunnen zijn – voel ik de energie uit me weglopen en word ik heel moe en verlies ik bijna de moed om ooit nog met een idee te komen.

Maar toch liggen in dit gevarieerde landschap ook mooie meren en bossen en geurende bloemenweiden, waar enthousiaste mensen van de inhoud gemotiveerd, zonnig en blij werken aan mooie doelen en projecten (echt waar!)
De uitdaging is om te zorgen dat ik het beste uit alle werelden combineer, dat ik mij op een veilige en effectieve manier nestel in deze nieuwe setting.

Veel om me heen kijken, de bedrijfscultuur snappen en me aanpassen zonder mijzelf te verliezen, dat is het devies. Zo heb ik al gemerkt dat op de ene plek gebruikelijk dat je alleen voor jezelf koffie haalt, op de andere ga je eerst de hele afdeling langs om de bestelling op te nemen. (Dat kan betekenen dat je 10 kopjes koffie, cappuccino, expreschoco, heet water, koud water en misschien ook nog zwarte thee of iets anders moet uitserveren in een multibekerhouder.) Het is dus handig om eerst even te checken hoeveel mensen aanwezig zijn voordat je zo'n sociale actie onderneemt. Ik moet toegeven dat ik al een paar keer heel egoistisch alleen voor mezelf een plastic bekertje cappuccino heb getapt en daarmee snel achter mijn bureau ben gaan zitten, maar ik voelde me toen wel schuldig. Nou ja, een beetje dan.

Soms gebeuren er ook mooie dingen. Een paarse krokodil die ineens aaibaar blijkt, een probleem dat zomaar op onverklaarbare wijze verdwijnt, een leuk gesprek met een nieuwe collega, een nieuw inzicht hoe je in deze organisatie iets kunt bereiken en dat het dan ook lukt!

Het blijft mensenwerk, dat houd ik mijzelf maar voor. Op mijn laconieke momenten zie ik de humor en weet ik dat alles went, ook dit. Op mijn sombere momenten voel ik mij wegzakken in een energievretend moeras van bureaucratie en onbegrijpelijke drempels.

Het was op zo'n moment dat ik besloot ik dit blog te gaan schrijven en ik voel me alweer een stuk beter. Ik heb lekker opgeschreven wat ik zelf wilde, met naast mijn laptop een grote cappuccino, helemaal alleen voor mijzelf gemaakt. En nergens een krokodil te bekennen.