dinsdag 21 juli 2015

Hoop

'Hoop doet leven, ook al is er geen hoop,' schreef ik filosofisch in mijn studententijd toen ik treurde om een vriendje dat mij had afgewezen. Ooit zou hij mij vast weer de liefste gaan vinden, droomde ik. Het kwam er niet van, hij is al jaren tandarts in Groningen en heeft een vriendin met een hoop Siamese katten. Ik vond nieuwe liefdes en ik zou hem nu niet eens meer willen.

Ik moest hier even aan denken toen ik – na een half jaar werken aan mijn re-integratie – het arbeidsdeskundig rapport ontving over mijn mogelijkheden om mijn huidige werk te hervatten. “Uitgaande van de huidige beperkingen is de functie niet passend en ook niet passend te maken”, schrijft de arbeidsdeskundige met de lieflijke naam Marie-Claire – dit in tegenstelling tot haar wat rauwe no-nonsense-spreekstijl waarmee ze eerder al mondeling haar conclusies aan me vertelde.

Oorzaak is de fikse whiplash die ik vorig jaar opliep toen een auto achterop mij knalde terwijl ik voor het rode stoplicht stond te wachten. Ik blijk tot de 20 procent te horen bij wie de whiplash-problemen na een jaar nog niet voorbij zijn. Het kan nog wel herstellen, zeggen de deskundigen, maar niemand durft me te voorspellen wanneer en hoe en of het helemaal over zal gaan.
Lange tijd dacht ik: het kan toch niet waar zijn dat zo'n dom ongeluk – ook nog buiten mijn schuld – zomaar het einde betekent van mijn werk en carrière? Maar het kan dus wel. Langzaam begint dit tot me door te dringen. De komende tijd moet ik op zoek naar passend werk en ik mag blij zijn als ik nog weer wat zinvols kan doen. Het lastige is dat mijn intelligentie niet weg is, alleen de uitvoering loopt niet meer lekker, mijn hersenen werken niet meer zo snel en effectief als vroeger.

Uit neuropsychologisch onderzoek blijkt dat er problemen zitten in mijn uitvoerende hersenfuncties, d.w.z. plannen, overzicht, concentratie, structureren, aandacht verdelen. De dingen waar ik altijd juist goed in was. Ik ben heel snel moe van mentale inspanning en praten en luisteren kosten me bakken energie – al houd ik nog evenveel van omgaan met mensen. Ook is mijn geheugen veel slechter en moet ik alles opschrijven.

Ik snap de arbeidsdeskundige wel, want inderdaad: de hectische, hersenintensieve functie die ik had als communicatieadviseur draait op energie en flexibiliteit. Die functie is niet opknipbaar in overzichtelijke taakjes zonder tijdsdruk en zonder eisen aan concentratie, overzicht en het kunnen verdelen van de aandacht. Hetzelfde geldt voor mijn andere baan als onafhankelijk klachtenbemiddelaar in de zorg. Als iemand bij je komt met een klacht weet je tevoren niet wat er via hoor en wederhoor naar voren zal komen en wat dit proces met zich meebrengt. Je moet in staat zijn snel in te spelen op de situatie, je moet bemiddelingsgesprekken kunnen leiden met oog voor iedereen, je moet overzicht kunnen houden en ook goed om kunnen gaan met de emoties van medewerkers en klagers. Ook deze functie is niet te vangen binnen kadertjes en tijdvakjes.

Voor vier mensen koffie zetten en taart snijden vind ik nu al moeilijk, ik kan het in mijn hoofd niet meer snel en efficiënt organiseren. Bij onverwachte gebeurtenissen waarbij ik beslissingen moet nemen, raak ik gestresst en er blokkeert iets in mijn hoofd. Onzichtbaar voor anderen.
Bij nieuwe activiteiten dacht ik vroeger: o, leuk, dat ga ik doen, dat kan nog wel tussendoor. Nu ben ik kampioen doseren geworden – met dank aan de ergotherapeut die mij leerde wat een activiteit feitelijk van je vraagt en hoe ik om moet gaan met beperkte energie. Ik ben mezelf opnieuw aan het ontdekken en leer leven met mijn nieuwe accu, die heel snel leeg is en maar heel langzaam weer oplaadt.

'Je ziet er wel goed uit!' zeggen mensen soms enthousiast. Of ze zeggen als opsteker: 'Ik heb ook problemen met mijn geheugen hoor, dat is de leeftijd.” Tja.
Soms zou ik willen dat ik er slecht uitzag en dat de beperkingen zichtbaar waren als gips of hechtingen. Het is moeilijk uit te leggen dat je normaal lijkt maar het toch niet bent.

Marie-Claire ziet voor mij nog wel arbeidsmogelijkheden in andere werksoorten in een lagere schaal, bijvoorbeeld 'administratieve werkzaamheden, reserveringsmedewerker of een verkoopfunctie'. Ik zie mezelf al zitten achter de kassa bij Intratuin – ik houd wel van plantjes – al is een rij ongeduldige mensen met karretjes vol planten en sfeerlichtjes en anti-luizenspray misschien nog te dynamisch.

Schrijven kan ik gelukkig nog wel, al moet ik ook dat doseren en in stukjes knippen. Maar ik ga door en zoek nieuwe wegen, en ik blijf hopen dat alles langzamerhand weer helemaal goed komt.

Lao-Tse sprak ooit de wijze woorden: het pad ontstaat tijdens het lopen. Dus daar ga ik voor.

Hoop doet immers leven, dat wist ik in mijn studententijd al.



maandag 5 januari 2015

Re-integreren

Tien maanden geleden liep ik voor het stoplicht bij een zgn. 'achteroprijding' een fikse whiplash op. Het herstel leek mij een eitje, maar bleek onverwacht veel voeten in de aarde te hebben.

In een maandenlang revalidatietraject leerde ik - eerst nog tegenstribbelend - de diepere betekenis van accepteren, aanpassen en doseren. Ik leerde om mezelf rust te gunnen in plaats van mezelf te forceren. Ik leerde om niet steeds gefrustreerd terug te kijken naar wat ik altijd moeiteloos had gekund. Ik leerde te leven in het heden met hoe het nu met me was en daar tevreden mee te zijn. 'Je moet willen wat je kunt,' zeiden ze.

Ik leerde ook om mijn eisen en verwachtingen over het tempo van herstel los te laten. Ik mocht geen tijdslimieten meer noemen wanneer het over moest zijn. 'Het lichaam heeft zijn eigen tempo,' zeiden ze.

Gelukkig heeft mijn lichaam inmiddels een flink herstel doorgemaakt en ik ben net gestart met re-integreren. Spannend, want ik wil graag maar heb nog beperkingen. Die zie je niet aan de buitenkant en dat maakt het lastig. Ik word nog snel moe van praten, luisteren en ander breinwerk, want concentratie, onthouden en informatieverwerking zijn nog niet zoals het was. Ik duim dat dit nog gaat opknappen, maar zeker is dat niet. Ik hoop op begrip van mijn collega's en leidinggevende en ik hoop dat ze mij de rust en ruimte gunnen die ik nodig heb. En vooral hoop ik dat alles weer goed komt en dat ik straks alles weer moeiteloos kan, net zoals voorheen.

Re-integratie doet een groot beroep op je eigen flexibiliteit en op die van je collega’s. Immers, terwijl net is bewezen dat ook jij niet onmisbaar bent op je werk, kom je weer terug. Al je belangrijke taken zijn inmiddels door anderen overgenomen. Sommige dingen die je deed zijn blijven liggen of worden gewoon niet meer gedaan - en dat kan blijkbaar ook.

Aan jou de taak om je eigen plek weer terug te veroveren en het werk weer te gaan doen dat je leuk vindt en waar je goed in bent. Tussendoor moet je met iedereen bijpraten en je kennis updaten over wat er tijdens jouw afwezigheid allemaal is gebeurd. En dat allemaal in een setting waarin je voorzichtig moet beginnen, nog niet te veel hooi op je vork mag nemen en nog niet weer echte verantwoordelijkheden hebt. 

Je collega’s zijn oprecht blij dat je er weer bent - het lijkt voor hen een beetje alsof je heel lang op vakantie bent geweest - maar ze weten niet goed wat ze van je mogen verwachten. Je bent weer aanwezig en je ziet er best gezond uit, maar ze hebben gehoord dat je heel rustig aan moet beginnen. Je bent er dus wel, maar je bent er ook niet. Mogen ze dus wel iets van je vragen? En welk werk kun je precies wel en niet doen? In hoeverre kunnen ze weer op je rekenen?

Ze zeggen dat je zelf je grenzen moet aangeven, maar je weet zelf nog niet precies waar die liggen. Je hoofd wil misschien meer dan je lichaam, of andersom. En waar je thuis misschien weer leek te bruisen van energie, vraagt puur het aanwezig zijn op je werk met al die collega’s al veel van je krachten. En dan heb je nog niet eens een concrete klus geklaard. Re-integreren is een kwestie van beginnen, aanpakken, vallen, opstaan en weer doorgaan. Je zelfvertrouwen is nog fragiel en je energie is soms gewoon op. Af en toe zou je wel willen weglopen van alle verwachtingen die mensen ineens weer van je hebben. En tegelijk wil je juist graag weer meetellen en bij de groep horen, je wilt weer iemand zijn die letterlijk een functie heeft.

Het aparte van re-integreren vind ik dat het proces iets tegenstrijdigs heeft. Juist in een periode dat je voorzichtig opkrabbelt en nog onzeker bent over wat je weer kunt, moet je superflexibel, standvastig en assertief zijn. Je moet goed nee kunnen zeggen als collega’s te veel van je vragen, je moet duidelijk aan je leidinggevende vertellen wat je voor werk wilt doen en hoe je je re-integratieproces ziet. Je moet energie opbouwen en in je werk groeien. Je moet open staan voor ontwikkelingen die zich voor hebben gedaan tijdens je afwezigheid. En je moet ook nog regelmatig met je werkgever en de bedrijfsarts evalueren en aan zelfreflectie doen: hoe verloopt de re-integratie, wat vind je moeilijk, welk werk kun je weer aan, hoe gaat het verder, wanneer ben je weer helemaal inzetbaar? 

Re-integreren is onzichtbare topsport. Als vriendelijke collega's de komende tijd zeggen: 'Hé, wat leuk, ben je er weer?' laat ik ze misschien toch dit blog even lezen.