Je wil zit in je moeders bil, schijnen
sommige ouders tegen hun kinderen te zeggen. Mijn ouders zeiden dat
gelukkig niet en wat mij betreft zou die wil ook in je vaders bil
kunnen zitten, maar er zit toch iets waars in deze stelling.
Sinds het ongeluk van vier maanden
geleden, waarbij ik van achteren werd aangereden, heb ik gemerkt dat
mijn sterke wil om snel op te knappen eerder een remmende dan een
genezende factor is.
Mijn uitgangspunt was: Even bijkomen
van de klap, uitrusten en dan weer oppakken, opbouwen, doorpakken. En
ondertussen alvast in beweging blijven en aansluiting houden met werk
en andere activiteiten. Zoals een hond zich uitschudt en weer verder
rent na druipend uit de onverwacht natte vijver te zijn gekomen, zo
wilde ik snel weer verder met mijn leven. Ik wilde het ongeluk, dat
me acuut overal uit had gerukt, gauw achter me laten en verder gaan:
actief, opgewekt en met de blik naar voren gericht.
Zo werkt het dus blijkbaar niet.
Langzaam is tot me doorgedrongen dat mijn lichaam zijn eigen
herstelproces heeft en dat ik me daaraan moet aanpassen. Dat mijn wil
om snel verder te gaan ertoe leidt dat ik mezelf forceer en dat
herstel daardoor misschien juist langer duurt.
Het heeft blijkbaar tijd nodig voordat
ik weer moeiteloos op diverse leuke borden kan schaken en de pijn in
mijn hoofd, nek en schouders over is. En vermoeidheid, concentratieproblemen en
vergeetachtigheid schijnen heel normaal te zijn bij whiplash.
Dus
oefen ik nu om mezelf niet stom te vinden als ik vergeten ben een
klusje af te maken, een afspraak met een vriendin netjes af te
zeggen, te bellen op een afgesproken tijd, de wasmachine leeg te
halen, een boodschap op het lijstje te schrijven, de boodschappen uit
de auto mee naar binnen te nemen, de zak met glas in de glasbak te
legen en er niet weer mee naar huis te rijden omdat ik vergeten ben waar ik naar toe ging. Ik oefen om me niet te
schamen als ik me niet herinner wat mijn man me heeft verteld, als ik
vergeten ben mijn dochter geld over te maken (waar ze me aarzelend
aan herinnert omdat het niet bij mij past om zoiets te vergeten) of
als ik voor de tweede keer op de verkeerde tijd bij de fysiotherapeut
op de stoep sta. Ik oefen om me niet aan mezelf te ergeren als ik
weer warrig drie dingen door elkaar aan het doen ben en mezelf in een
chaos terugvind. En ik sta mezelf toe om af en toe even in de put te
zitten omdat het allemaal zo lang duurt en ik mezelf soms niet
herken.
Ik oefen geduld en acceptatie. Het
heeft geen zin om terug te verlangen naar de situatie van voor het
ongeluk. Het is zoals het nu is en het gaat zoals het nu gaat. Ik
richt me op aanvaarden, loslaten, ontspannen en meebewegen. Duwen en
forceren werkt immers niet. Het gras groeit niet harder door aan de
sprietjes te trekken.
Waarom juist ik aangereden ben, vraag
ik mij niet af. Want waarom zou het mij niet gebeuren en een ander
wel? Bovendien las ik dat in de stad Den Haag de meeste mensen worden
aangereden van heel Nederland. Daar heb ik dan wel mooi mijn steentje
aan bijgedragen.
Sommige mensen zeggen dat dit mij niet
voor niets is overkomen, ze geloven dat niets in je leven zomaar gebeurt. Maar volgens mij gebeurt er wel degelijk van alles
'zomaar'. Ik geloof in de pechfactor.
Zoals je de pech kunt hebben dat iemand
tegen je aanbotst, zo kan je huis (of jijzelf ook en je man en
kinderen erbij) wegwaaien door een tornado of wegspoelen door een
overstroming. Of je kunt een nare ziekte oplopen waar niks tegen te
doen blijkt te zijn, zelfs niet als je heel positief denkt en heel
moedig bent. Nog maar honderd jaar geleden gingen mensen in ons land
massaal dood aan infecties omdat er nog geen middel tegen was. Dat
was een gegeven en werd niet persoonlijk opgevat.
Natuurlijk kun je veel leren van de dingen die op je pad komen, als je daarvoor tenminste
openstaat. Sowieso moet je overal maar het beste van maken. Dat is
volgens mij levenskunst en blijft een kwestie van oefenen.
De mevrouw die het ongeluk heeft
veroorzaakt is bij me op bezoek geweest met een roze gemengd boeket.
Ze trilde van de zenuwen en kwam nauwelijks uit haar woorden. Ze
voelde zich vreselijk schuldig, ik had met haar te doen. Wekenlang
had ze niet langs de plek van het ongeluk durven rijden, vertelde ze.
Ze vond het heel erg dat ze bij mij letsel had veroorzaakt en begreep
nog steeds niet hoe het had kunnen gebeuren en waarom ze niet
had opgelet.
Ik gaf haar koffie en een stroopwafel. Ik zei dat ik
haar vergaf voor wat er gebeurd was, al was ik er natuurlijk niet
blij mee. Iedereen kan immers een fout maken.
Toen ze wegging omhelsden we elkaar
kort. Onze levens hebben elkaar geraakt met 40 kilometer per uur en
nu gaan we ieder weer ons weegs. Vanuit het raam zag ik haar zonder omkijken weglopen en ik zette de roze bloemen in een vaas.
Misschien is haar schuldgevoel wel
moeilijker om mee te leven dan mijn whiplash.
Shit happens.
Shit happens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten